Het gewicht van spinsteentjes
Hoe geavanceerd was de textielproductie in de prehistorie? Om daar achter te komen onderzoekt Lotte Zanting honderden spinklosjes uit de prehistorie en Romeinse tijd.
Voor haar masterscriptie archeologie aan de Rijksuniversiteit Groningen doet Lotte onderzoek naar het gewicht van spinsteentjes. Een spinklosje of spinsteentje is een kleine ronde verzwaarder met een gat in midden, meestal gemaakt van aardewerk.
Het vormt samen met het spinhout een soort tol, waarmee draad van wol of vlas gemaakt wordt. “Het gewicht van een spinsteentje geeft een indicatie van de dikte van de draad die gesponnen kan worden: hoe lichter het spinsteentje, hoe dunner de draad wordt die gesponnen kan worden. Met een te zwaar spinsteentje knapt zo’n dunne draad namelijk.”
Lottes hypothese is dat lichte spinsteentjes een hogere graad van specialisatie aantonen. “Het spinnen van een dunne draad kost veel meer tijd dan het spinnen van een dikke draad. Ook het verwerken van die draad, bijvoorbeeld door middel van weven, kost veel meer tijd.”
Lekker warm
De Bronstijd is een bijzondere periode voor de ontwikkeling van textiel, omdat het wollige schaap dan geïntroduceerd wordt in Europa. “Deze nieuwe vezel zorgde ervoor dat de hele manier van het produceren van textiel op de schop ging: niet langer werden velden met vlas verbouwd, maar liepen er schapen door de wei”.
Naast de eenvoudiger productiewijze had wol nog een ander voordeel: het was een stuk warmer dan linnen. Een leuke bijkomstigheid was dat wol beter te verven was dan plantaardige vezels.
Fragment IJzertijd jurk uit Uden (reconstructie). Foto: NOS
“We weten dat men in de IJzertijd al vele kleuren kon maken uit allerlei planten zoals blauw, rood, groen en geel. De IJzertijdjurk uit Uden is hier een goed voorbeeld van. Om van schapenwol een kledingstuk te maken, werd de wol eerste gewassen en gekamd en soms geverfd. Daarna werd garen gesponnen met de spinklosjes, en tot stof gewoven op een weefgetouw. Met simpele steekjes werd daarna de stof in de vorm van kledingstukken, zoals een tuniek, genaaid”.
Noeste arbeid
Het was een flinke klus, kleding maken. “Er word ingeschat dat men vroeger ongeveer 8 maanden bezig was om alle textiel te maken voor 1 huishouden. Tijdens de Bronstijd en IJzertijd gebeurde de meeste textielproductie gewoon thuis, maar vanaf de Romeinse tijd ontstonden er grote werkplaatsen die kleding maakten voor het Romeinse leger”.
Meer lezen over textielgeschiedenis?